RenovatieTotaal 4 - 2022

13 nr. 4 Juli 2022 Thema Flatrenovatie: De Stelling Stelling: Jaren 50 en 60 portiekflats en galerijflats: slopen of renoveren? De komende jaren zullen nog steeds veel woningcorporaties en VvE’s eraan moeten geloven: hun (portiek)flats moeten verduurzaamd worden. Niettemin waart in sommige steden het ‘sloop-spook’ nog wel rond, zeker daar waar de wijk een opknapbeurt kan gebruiken. Wat is dan logischer: slopen of renoveren? Welke voor- en nadelen kleven er aan slopen en welke aan renoveren? In deze nieuwe rubriekspagina van RenovatieTotaal leggen we de bovenstaande stelling dan ook voor aan enkele experts. “Niet slopen is de duurzaamste oplossing, maar een integrale afweging op duurzaam wonen gaat breder. Daarmee is de vraag wat is logischer ‘slopen of renoveren’ niet zo eenvoudig te beantwoorden. Het zijn allebei technieken die inzetbaar zijn om een bepaalde woonkwaliteit te realiseren. Bij verduurzamen stel je eigenlijk de vraag welke kwaliteiten een woning moet (gaan) beschikken, zodat deze blijvend in bepaalde woonbehoeften kan voorzien. Waarbij zeker in de sociale huursector passend wonen het uitgangspunt moet zijn. Dat betekent een comfortabele, maar bovenal betaalbare woning. Portiek- en galerijwoningen kunnen juist hierin een rol spelen, omdat ze bepaalde doelgroepen kunnen bedienen. De portiekwoning kent haar beperkingen: de plattegrond is hokkerig en het is gehorig, maar het biedt ook de nodige toekomstpotentie. Zeker voor de kleinste huishoudens die betaalbaar willen wonen, één van de voornaamste doelgroepen voor woningcorporaties. Dit betekent wel dat er geïnvesteerd moet worden om ze aantrekkelijk én betaalbaar te houden voor deze doelgroep. Zowel in wooncomfort als duurzaamheid. Een portiekwoning technisch naar nieuwbouwniveau brengen of ze beter seniorengeschikt maken; vanwege de enorme investeringen zal dit niet snel voor de hand liggen. De uitdaging zal daarom meer liggen op het bereikbaar willen houden voor de doelgroep met de kleinste portemonnee, zonder daarbij de gewenste woonkwaliteit uit het oog te verliezen. De uitdagingen van galerijflats liggen niet zo zeer op het gebied van energiebesparing. De grote mate van uniformiteit en schaal bieden juist kansen om hier een industriële, herhaalbare en daarmee betaalbare aanpak voor te ontwikkelen. Om werkelijk een duurzame toekomst te kunnen bieden zou juist de uitstraling (massaliteit), de grote mate van gemeenschappelijkheid en de beheerbaarheid van de woonomgeving onderdeel moeten zijn van de aanpak. Want dat de galerijflat toekomstwaarde heeft, staat wat mij betreft niet ter discussie. De woningen beschikken over ruimtelijke plattegronden, waardoor ze altijd interessant zullen blijven voor de sociale doelgroep. Tot slot; het alternatief, sloop-nieuwbouw, is niet overal realiseerbaar. Vanuit kosten, circulariteit, (bouw)capaciteit, en beschikbaarheid kunnen we het ons niet veroorloven om dit op grote schaal toe te passen. En moeten we dit middel enkel inzetten als andere oplossingen niet haalbaar zijn.” Laurens Talsma, adviseur van BouwhulpGroep. Reimar von Meding, architect en eigenaar van KAW Architechten. Foto: Pim Geerts. Reimar von Meding, KAW Architechten: “Stedenbouwkundige chirurgie is nodig” “De meest duurzame manier van bouwen is niet bouwen. Wat je ook doet, alles kost ergens wel energie, materiaal en veroorzaakt uitstoot van CO2. Daarom moeten we in de eerste plaats beter leren gebruiken wat we al hebben. De meeste woningen in Nederland zijn goede woningen. Maar vaak mankeert er technisch iets: isolatie, schimmel, ventilatie, gehorigheid etc. Met de structuur is echter niet veel mis, ook als je kijkt naar de demografische ontwikkelingen op de lange termijn. Ter illustratie: er is sprake van structurele huishoudensverkleining en relatief grote woningen. Slechts 25% van alle woningen is kleiner dan 75 m², terwijl driekwart van alle huishoudens bestaat uit één- of tweepersoonshuishoudens. Iedere renovatie-ingreep biedt dus de kans om van bijvoorbeeld 3 woningen van 80 m² 4 van 60 m² te maken en zo nog steeds goede woningen over te houden, alleen dan meer binnen dezelfde volumes. Bij samenvoeging van woningen mis je huurinkomsten in de exploitatie. Bij splitsing ontstaat het tegendeel: meer huishoudens binnen hetzelfde complex en daarmee een groot voordeel aan huurinkomsten die als voedingsbodem voor structurele en vergaande verduurzaming ingezet kan worden. Ook is er in de bestaande bouw vaak sprake van woningen zonder lift. Deze zijn niet geschikt voor wonen met zorg, een groot volkshuisvestelijk onderwerp. Hier moet zeker iets aan gebeuren, maar we moeten ons ook realiseren dat niet iedereen die 75+ is meteen niet meer kan lopen. En er zijn ook hele andere doelgroepen die niet afhankelijk zijn van een lift als ze op de derde verdieping wonen. In plaats van alle bestaande bouw afschrijven omdat niet overal een lift in kan, zou je veel beter naar passende aanpassingen moeten kijken. Op die manier kijk je beter naar de mogelijkheden om bestaande gebouwen voor alle vragen op de woningmarkt aan te passen. Kortom: onze verwachting is dat het behouden van bestaande gebouwen een steeds belangrijker opgave wordt. Wij verwachten echter ook dat de renovatieopgave steeds meer verbonden zal worden met slimme uitbreidingen en stedenbouwkundige chirurgie, waardoor in een combinatie met renovatie en nieuwbouw veel minder hoeft te worden gesloopt en in de bestaande buurten op een veel vanzelfsprekender manier ruimte gevonden wordt voor meer mensen om te wonen. Laurens Talsma, adviseur BouwhulpGroep: “Niet slopen is het meest duurzaam” “Galerijwoningen beschikken over ruimtelijke plattegronden, waardoor ze altijd interessant zullen blijven voor de sociale doelgroep.” Een voorbeeld van een portiekflat in Vlaardingen die naar nul-op-demeter is gerenoveerd. In Nederland zijn duizenden portiekflats gebouwd in de jaren 50, 60 en 70 van de vorige eeuw, die nog dit decennium moeten worden verduurzaamd.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=