RenovatieTotaal 4 - 2024

21 nr. 4 Juni 2024 tectuur van Wederopbouwkerken zijn zowel aan het exterieur als in het interieur allerlei symbolen verwerkt, zoals: het Lam, druiven, korenaren, het Christusmonogram, het kruis e.d. Met de zienswijze en bijdragen van de liturgische pioniers Gunning en Kruijf groeit vanaf circa 1900 binnen de Nederlands Hervormde kerk een Liturgische Beweging. De vorm van de liturgische vernieuwing ligt per modaliteit verschillend. Van belang voor de ontwikkeling van de gedachten over de hervormde kerkbouw is de studie van Van der Leeuw in 1932 met als titel ‘Wegen en grenzen. Studie over de verhouding van religie en kunst’ en het ‘Handboek voor de eredienst in de Nederlandse Hervormde Kerk’ uit 1934. In 1940 werkte Van der Leeuw zijn ideeën over de ideale Hervormde eredienst, bouwstijl en kerkinrichting verder uit. Als ideaal zag hij de op vroegchristelijke kerken geïnspireerde ‘hervormd-catholieke’ inrichting, waarbij de avondmaalstafel, voorzien van een kruis, een paar kandelaars en een offerschaal, permanent centraal werden opgesteld op een verhoogd en ruim koor. Het liturgisch centrum moest als beëindiging van de kerk op de lengteas zijn ontworpen. Aan de rechterzijde positioneerde hij het doopvont en de lessenaar, de kansel met opengeslagen bijbel aan de linkerzijde. Wederopbouwkerken De Wederopbouw bleek een bloeiende periode van religieus engagement, optimisme en dadendrang, een periode waarin het kerkgebouw als ‘een onmisbaar monument der zielzorg’ werd beschouwd. De discussie over kerkbouw speelt zich rond twee thema’s af: de aanpassing van het bestaande kerkgebouw aan de veranderende liturgische programma’s en de implementatie van het nieuwe kerkgebouw in de stedelijke planologie, waaronder naoorlogse nieuwe woonwijken. Er zijn drie karakteristieken vormen van naoorlogse kerkbouw. Vanwege de oorlog wordt de kerkbouw in de naoorlogse jaren vooral bepaald door de traditionalisten. Aan het begin van de jaren ’50 verschoof de traditionele kerkbouw naar een voor die tijd moderne vormgeving. De eerste twee kerken van architect M.F. Duintjer zijn hier een voorbeeld van (de Kruiskerk in Amstelveen en de Opstandingskerk in Amsterdam, zie foto’s). Deze kerken leenden zich, meer dan de traditionele kerkbouw, voor de liturgisch vernieuwing. Duintjer lost het ‘liturgisch probleem’ op met licht. Vergelijk hiervoor de interieurfoto’s van de verschillende kerken. Vanaf 1957 werden ook kerkgebouwen volgens de principes van het functionalisme ontworpen en gebouwd en volgden daarmee de architectuur in de profane bouw, de derde groep. De monumentaliteit en de toepassing van ornamenten verdwenen, om plaats te maken voor een kerkgebouw met het imago van een huiskamer. De veranderde rol van de kerk in de samenleving was er de oorzaak van dat steeds minder kerkgebouwen werden voorzien van een echte kerktoren, wat overbleef was vaak een soort torenvormige open klokkenpijler of -stoel. Zie hiervoor het eerdere artikel ‘Bouwhistorie en kerkgeschiedenis (2)’. Onder invloed van het Brutalisme werden grove bouwmaterialen, zoals ruw beton, grote betonstenen en staal in kerken toegepast. De tweede serie van vier kerken van Duintjer passen in deze laatste groep naoorlogse kerkgebouwen (de zogeheten bungalow-kerken). Experimenteren met nieuwe kerkplattegronden Na de oorlog werden de liturgische ideeën van voor de oorlog uitgewerkt door te experimenteren in nieuwe kerkplattegronden en liturgische inrichting. Met name de viering van het avondmaal zette een belangrijke stempel op liturgie en kerkinrichting. Tot halverwege de jaren ’50 van de vorige eeuw stond de avondmaalstafel meestal nog in het midden van het liturgisch centrum. Later ging men experimenteren met een aparte ruimte of gang die in open verbinding stond met de kerkzaal. Halverwege de jaren ’60 verdween de toepassing van een aparte ruimte aan de kerkzaal om plaats te maken voor een dagkapel. Duintjer doet dit bij de Johanneskerk te Rijswijk (1962) en de Sionskerk te Arnhem (1963). In het boek ‘Hervormde Kerkbouw na 1945’ zijn kerkplattegronden opgenomen waarop wisselende posities zijn te zien van preekstoel, avondmaalstafel en doopvont. In de opstellingen ligt de nadruk op de sacramenten. Grofweg zijn uit dit boek een drietal variaties op de indeling van het liturgisch centrum te destilleren: - Preekstoel en avondmaalstafel centraal achter elkaar met of zonder een doopvont aan de linkerzijde. Een enkele keer is het doopvont afwezig. - Preekstoel en avondmaalstafel naast elkaar, beide niet centraal met rechts of links het doopvont. De preekstoel kan zowel rechts als links van de avondmaalstafel staan. Een enkele keer staat de avondmaalstafel opgesteld in een apart gedeelte van de kerkzaal of zelfs in een aparte ruimte. - Avondmaalstafel centraal met preekstoel links en doopvont rechts. De preekstoel staat soms verder weg dan de avondmaalstafel. Het liturgisch centrum in de Thomaskerk in Zeist is heel bijzonder. Deze past niet in de variaties van indelingen die hierboven zijn beschreven. In het liturgisch centrum van de Thomaskerk vloeien Woord en sacramenten ineen. Er is één betonnen tafel voor zowel katheder (Woordverkondiging), avondmaalsstel en doopvont. Er is geen aparte preekstoel. Bouwhistorisch onderzoek Onderzoek naar onder andere de kerkplattegrond, functiespecifieke elementen en objectgebonden kunst zijn onderdelen van een bouwhistorisch onderzoek van religieuze gebouwen. En als we het dan hebben over Protestantse wederopbouwkerken, dan is het noodzakelijk kennis te hebben van o.a. de liturgische beweging om de genoemde onderdelen in de juiste historische context te kunnen zetten en op de juiste historische waarde te kunnen schatten.  Boven de Thomaskerk te Zeist, Onder de Sionskerk te Arnhem. Dit zijn de zogeheten bungalow-kerken en beide van de hand van architect M.F. Duintjer. Foto’s: W.G. van Reenen  De betonnen tafel in de Thomaskerk waar Woordverkondiging en de sacramenten van avondmaal en doop ineenvloeien. Foto: W.G. van Reenen

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=