RenovatieTotaal 4 - 2024

20 nr. 4 Juni 2024 Bouwhistorie Bouwhistorie en kerkgeschiedenis (3) Door de ontkerkelijking in Nederland zijn de laatste decennia veel kerkgebouwen onttrokken aan de eredienst. Ze worden gesloopt, of krijgen een herbestemming. Dit proces gaat door en het aantal kerken dat aan de eredienst wordt onttrokken is groot. Kerken hebben een historische gelaagdheid en vormen daarmee een afspiegeling van ontwikkelingen in kerk en samenleving. Deze keer gaat het over het ontstaan en de ontwikkeling van de liturgische beweging en wat voor invloed deze heeft gehad op de Hervormde kerkbouw. Auteur: Willard van Reenen, bouwhistoricus en docent Om de bouw en architectuur van de Protestantse wederopbouwkerken te begrijpen en daarmee ook zicht te krijgen op de historische waarde daarvan, is het onder andere nodig op de hoogte te zijn van de liturgische ontwikkeling binnen de Hervormde kerkbouw. De liturgische ontwikkeling werd voor WOII al in gang gezet, maar werd pas na de oorlog in de kerkenbouw verwezenlijkt. De liturgie in de protestantse kerken van na de Reformatie was fundamenteel anders dan in de kerk van de midEen prachtig bewerkt handvat van een grote glazen deur met stalen omranding, met het symbool van een korenaar. Foto: W.G. van Reenen deleeuwen en daarvoor. Dit heeft gevolgen voor de oriëntatie van de protestantse kerkruimte, zie hiervoor het eerdere artikel ‘Bouwhistorie en kerkgeschiedenis (1)’. Liturgische vrijheid De invoering van het Algemeen Reglement van 1816 door Koning Willem I en de algemene synode van 1817 resulteerde in een subtiele verandering en inrichting van het kerkgebouw. Kort na de Afscheiding, in 1834, kwam een discussie op gang over het gebruik van liturgische formulieren en verschoof de betekenis van het avondmaal (visie Calvijn) in de richting van een herdenkingsmaaltijd (visie Zwingli). Omdat het Algemeen Reglement van 1816 nadrukkelijk geen uitspraken doet over leerstellige zaken, betekende dit een bepaalde vrijheid in gebruik van formulieren en sacramenten. Van lieverlee is deze situatie uitgegroeid in verschillende modaliteiten (stromingen) binnen de Hervormde Kerk, die ieder haar eigen accent legden. De liturgische vrijheid groeide rond 1900 uit tot een ‘liturgiecrisis’ in de Hervormde Kerk. Er kwam behoefte aan pre-reformatorische rituelen en er waren theologen die zich voorzichtig richtten op de consequenties van de nieuwe liturgische inzichten voor het kerkinterieur en kerkbouw. Een van de eerste theologen die wees op het belang van een vaste vorm van hervormde eredienst, was de predikant J.H. Gunning (1829-1905). Hij wilde een aantal pre-reformatorische rituele elementen (bijvoorbeeld knielen tijdens het gebed) herintroduceren, alsmede een vaste centrale plaats van de avondmaalstafel met aan weerszijden de preekstoel en het doopvont. Hiermee stelde hij de sacramenten gelijk aan het Woord. Tien jaar later gaat zijn collega E.F. Kruijf (1834-1914) nog een stap verder. Hij zag het kerkgebouw vooral als een ‘liturgische plaats’. Hij pleitte een platform voor een katheder en doopvont met daarvoor een permanent opgestelde vierkante avondmaalstafel. Hiermee is de discussie over de ideale liturgische inrichting van het hervormde kerkgebouw pas goed begonnen. Symbolen Naast de terugkeer van pre-reformatorische rituelen kwam er ook een terugkeer van symbolen. In de archi­  De Kruiskerk te Amstelveen van architect M.F. Duintjer. Links exterieur, rechts interieur. De avondmaalstafel staat voor de preekstoel. Foto’s: W.G. van Reenen. De Opstandingskerk te Amsterdam van architect M.F. Duintjer. Links exterieur, rechts interieur. De avondmaalstafel staat centraal met een kruis op de achtergrond en de preekstoel is uit het midden ‘verdrongen’. Foto links: W.G. van Reenen; Foto rechts: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Vervaardiger A.J. van der Wal. Objectnr. 350.483.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=