RenovatieTotaal 2 - 2024

39 nr. 2 Maart 2024 Uitbreiding circulair keteninitiatief met HVAC producten Na het succesvol inzamelen van oude pompen breidt Circopomp haar initiatief nu uit naar HVAC producten van de merken Flamco, IMI Hydronic Engineering en Spirotech. Oude HVAC producten worden hiermee een tweede leven gegeven, waarbij waardevolle materialen niet verloren gaan. Jaarlijks komen er meer dan 1 miljoen pompen, 750.000 lucht- en vuilafscheiders, en honderdduizenden vlotterontluchters en afsluiters op de Nederlandse markt. Dit resulteert in miljoenen kilo's oud HVAC-materiaal dat op Nederlandse stortplaatsen belandt, wordt verkocht aan het buitenland of zelfs wordt gedumpt. Circopomp, het circulaire keteninitiatief voor HVAC-techniek, zamelt deze oude producten in, sorteert ze en geeft ze een tweede leven. Dit gebeurt door ze te reviseren, als de producten nog voldoen aan de wet- en regelgeving en de kwaliteitsnormen die door de aangesloten fabrikanten bepaald worden. Voldoet het gehele product hier niet meer aan, dan is het te gebruiken als onderdelen of als grondstoffen voor nieuwe producten te benutten. Circopomp werd al ondersteund door vooraanstaande pompfabrikanten (Biral, Grundfos, KSB en Wilo), landelijke groothandels (Plieger, Rensa, Solar, Technische Unie en ThermoNoord) en vele nationale en lokale installatiebedrijven. Vanaf heden zijn dus ook Flamco (Aalberts hydronic flow control), IMI Hydronic Engineering en Spirotech aangesloten. Bron: Circopomp Grote kansen voor circulaire energierenovaties Veel woningen worden de komende jaren gerenoveerd, maar dat gebeurt te weinig circulair. En dat terwijl maar liefst 40% CO2-uitstoot vermeden kan worden als de zogeheten materiaalgebonden emissies omlaag worden gebracht door circulair te renoveren. Dit blijkt uit onderzoek, dat is uitgevoerd door een breed consortium aan partijen in samenwerking met de topsectoren Energie en Bouw & Techniek. 70% van de materiaalgebonden emissies zijn gekoppeld aan de renovatieopgave. Waar er beleid, sturingsmechanismen en programma's zijn op het vlak van energiebesparing en circulaire nieuwbouw, ontbreken deze vooralsnog voor circulaire energierenovaties. Dit terwijl maar liefst 40% van de materiaalgebonden emissies vermeden kunnen worden door circulair te renoveren. Veel materiaal nodig In het Klimaatakkoord is afgesproken om in 2030 3,4 Mton minder CO2 uit te stoten in de gebouwde omgeving. Daarom ondergaan woningen en utiliteitsgebouwen de aankomende periode energierenovaties. Er is wel veel materiaal nodig voor deze verduurzamingsopgave. Er is dus een keerzijde van deze verduurzaming, omdat deze gepaard gaat met een hoge mate aan materiaalgebonden emissies. De meeste inspanningen voor circulair bouwen is echter gericht op nieuwbouw. Zo is er sprake van beleid, is er een sturingsmechanisme en zijn er diverse programma's om de materiaalgebonden emissies van de nieuwbouw te verlagen. Voor circulaire (energie)renovaties ligt er op dit gebied “onbenut potentieel”, zeggen de onderzoekers. Verwarmingsinstallaties In de installatietechniek liggen de grootste kansen voor het toepassen van circulaire renovaties. Dat geldt vooral voor de verwarmingsinstallaties, aangezien deze bij de huidige manier van renoveren de meeste uitstoot met zich meebrengen. Interessant is dat bij een betere de energetische kwaliteit van de gebouwschil (met name betere isolatiewaarde), de impact van de verwarmingsinstallatie ook lager wordt. Deze is immers minder nodig en kan zo bijvoorbeeld kleiner worden gebouwd met minder materiaal. De potentie van hergebruik van vrijkomende materialen voor circulaire energierenovaties concentreert zich met name rond de grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht). Maar liefst 60% van de vrijkomende materialen kan met de bestaande infrastructuur en aanwezigheid van hergebruik hubs gevangen worden. UPV herzien Om de circulariteit van installatiesector te versterken is het wenselijk dat het huidige systeem van Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV) wordt herzien, blijkt uit dit onderzoek. Het huidige UPV systeem is nog teveel ingericht op inzameling en laagwaardige verwerking, terwijl een circulair ontwerp kan leiden tot ruim 60% milieuimpactreductie van installaties. Het consortium bestond uit: Stichting W/E Adviseurs, TU Eindhoven, Metabolic, Nibe, Nieman, Marjet Rutten, Alba Concepts, LBP | Sight, SGS Search, TU Delft, DGBC, Circular Catalyst en Copper8 (penvoerder). Bron: Copper8 Basiskennis installateurs onmisbaar voor deelname fabrikantenopleiding Techniek Nederland, NVKL en opleidingsfonds Wij Techniek hebben een vakmanschapsstructuur ontwikkeld, waar zes functieprofielen op het gebied van warmtepompen onderdeel van zijn. Dit zijn: Monteur, Eerste Monteur, Eerste Monteur All-electric, Eerste Monteur Service en Onderhoud, Ontwerper en Adviseur en Werkverantwoordelijke. Hiervoor is een uitvoeringsstructuur gerealiseerd, waarmee medewerkers van de installatiebedrijven kunnen worden getoetst en een bewijs van vakbekwaamheid ontvangen van de branche. Op dit moment zien veel fabrikanten dat het kennisniveau van installateurs die deelnemen aan de fabrikantenopleidingen heel divers is. Soms ontbreekt de minimale kennis die nodig is om in te stromen op een basisniveau bij de fabrikant. Dit is een belemmering bij het geven van de cursussen en remt de ontwikkeling van deelnemers die wel een basis-kennisniveau hebben. Daarom zijn enkele leden van Vereniging Warmtepompen in gesprek gegaan met de ontwikkelaars en projectleiders van de eerder genoemde vakmanschapsstructuur, om samen te kijken hoe dit probleem samen kan worden opgelost. Minimaal kennisniveau Het doel is om een minimaal kennisniveau te ontwikkelen voor deelnemers aan de fabrikantencursussen. Het heeft de voorkeur dat dit minimale kennisniveau aantoonbaar is door bijvoorbeeld een toetsing, gevolgd door een bewijs van vakbekwaamheid voor het minimale instapniveau. De groep leden die hier nu actief mee is gaat de volgende zaken oppakken: (1) Het definiëren van het minimaal benodigde basisniveau voor de monteur. (2) Het toetsen van de inhoud van fabrikantentrainingen aan de eindtermen van de vakmanschapsstructuur. (3) Het bepalen van de minimaal vereiste basiskennis qua ontwerp, met een focus op kleine bedrijven. (4) Bepalen hoe we het een en ander gaan toetsen en registreren. Bron: Techniek Nederland

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=