RenovatieTotaal 2 - 2024

38 nr. 2 Maart 2024 Installatienieuws ‘Gasnorm’ NEN 1078 uitgebreid met waterstof De aangepaste NEN 1078 is gepubliceerd. Deze norm geeft de prestatieeisen voor ontwerp, aanleg en beproeving van gasleidinginstallaties met een nominale werkdruk tot en met 500 mbar (0,05 MPa). Het betreft gebouwgebonden systemen in een nietindustriële omgeving. De norm is aangepast om ook het gebruik van waterstof mogelijk te maken. NEN 1078 is relevant voor installatiebedrijven en andere partijen die betrokken zijn bij de aanleg en het onderhoud van gasinstallaties in Nederland. De energietransitie betekent onder meer dat ons gasnet vergroend wordt. Er stroomt straks niet alleen aardgas doorheen, maar plaatselijk ook bijvoorbeeld waterstof. Het bestaande gasleidingnetwerk kan worden hergebruikt voor het transport van waterstof. Maar dan moeten de gasinstallaties uiteraard nog steeds veilig en betrouwbaar blijven! Pilots In de nieuwe NEN 1078 ‘Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar - Prestatie-eisen – Nieuwbouw’ is ingespeeld op de behoefte aan zoveel mogelijk duidelijkheid over de veiligheidsaspecten bij het uitvoeren van pilots en de verdere uitrol van de toepassing van waterstof. Dit geldt voor alle betrokken partijen en met name voor opdrachtgevers, installateurs, fabrikanten en bevoegd gezag. Deze behoefte leidde al in 2021 tot een verzoek van het ministerie van BZK om de bestaande NEN 1078:2018 aan te vullen, naar aanleiding van de meest recente ontwikkelingen op het gebied van waterstof. Aangezien waterstof op dit moment nog geen standaard brandstof is, zijn er keuzes gemaakt ten aanzien van de veiligheid bij gebruik van waterstof. Wanneer waterstof meer standaard is zullen naar gelang de stand van de techniek normen en praktijkrichtlijnen voor gasleidinginstallaties worden aangepast. Aanvullingen Een belangrijke aanvulling voor waterstof in de nieuwe NEN 1078 is dat vanwege de veiligheid gekozen is voor een nominale werkdruk van 200 mbar. Daarnaast is bij de dichtheidsbeproeving (Tabel A.1) waterstof toegevoegd. In de norm is de verwijzing naar het Bouwbesluit 2012 veranderd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), gezien de invoering daarvan op 1 januari 2024. Ook zijn de eisen voor de gassnelheid geschrapt (bijlage C uit NEN 1078:2018). In plaats daarvan is in 4.4 verwezen naar de geluidseisen in het Besluit bouwwerken leefomgeving. Techniek Nederland pleit voor één goed werkende duurzaamheidsnorm Eén integrale duurzaamheidsnorm, die rekening houdt met welke materialen installaties worden gemaakt én met de milieuwinst van de apparaten tijdens het gebruik. Daarvoor pleit Techniek Nederland in haar reactie aan demissionair minister Hugo de Jonge op de nieuwe Milieuprestatieberekening gebouwen (MPG). De organisatie voor installatiebedrijven en technische groothandel reageert hiermee op de brede internetconsultatie die is gehouden over het voorstel voor uitbreiding van de MPG. In principe is Techniek Nederland voorstander van de voorgestelde uitbreiding van de MPG, zo stelt de organisatie in haar reactie. Die zorgt ervoor dat nieuwe gebouwen duurzamer worden. Maar de brancheorganisatie heeft zorgen over de uitvoerbaarheid, zegt Laurens de Vrijer (Hoofd Werkgever- en Ondernemerschap bij Techniek Nederland). Hij geeft de warmtepomp als voorbeeld. ‘Volgens de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG) is het logisch om voor een warmtepomp te kiezen. Maar op basis van de aangescherpte MPG-norm is de milieubelasting van materialen in de warmtepomp te hoog. De MPG houdt geen rekening met de klimaatwinst van de warmtepomp tijdens de gehele levensduur. Met een warmtepomp verbruikt een nieuwbouwwoning geen aardgas meer en daalt de CO2-uitstoot met de helft. De warmtepomp levert dus een onmisbare bijdrage aan het behalen van de klimaatdoelstellingen. Welke norm krijgt straks voorrang en wie bepaalt dat?’ Om dit soort dilemma’s te voorkomen vinden we dat er een integrale duurzaamheidsnorm moet komen.” Te weinig beschikbare data Voor een goede MPG zijn data nodig. Die zijn er van de meeste bouwmaterialen wel, maar van veel technische installaties en componenten ontbreken ze nog. Als het aan Techniek Nederland ligt, blijft de overheid de uitbreiding van beschikbare data stimuleren en fabrikanten daarvoor een financiële tegemoetkoming geven. Een tweede oplossing is om het systeem van de milieuverklaringen te wijzigen. Gedacht kan worden aan een ‘light-versie’ van een milieuverklaring, waardoor er sneller betrouwbare data beschikbaar komen. De Vrijer: ‘Nederland is geen eiland. We kunnen kosten besparen door voor het vaststellen van de MPG zoveel mogelijk aan te sluiten op de Europese standaarden.’ Handhaving De MPG-norm geldt landelijk, maar de handhaving moet op lokaal niveau gebeuren. Handhaving kost tijd en geld. Techniek Nederland vindt daarom dat gemeenten middelen moeten krijgen én het commitment moeten hebben om de handhaving serieus op te pakken. Bron: Techniek Nederland Renovatie en onderhoud zorgen voor stabiele vooruitzichten Het Economisch Dashboard Installatiebranche over het eerste kwartaal van 2024 geeft een stabiel beeld van de verwachtingen ten opzichte van het voorgaande kwartaal. De voorziene krimp in de bouwproductie in 2024 wordt gecompenseerd door een grote vraag in renovatie en onderhoud voor energiebesparende maatregelen. De bouwsector zal zich opmaken voor een minder jaar. Er wordt een krimp verwacht van de totale bouwproductie in 2024. De opgelopen bouwkosten en gestegen rentes hebben hieraan bijgedragen. Het zal niet de vrije val zijn die eerder door economen werd voorspeld, maar er moet wel rekening gehouden worden met afnemende bouwactiviteiten. Dit is tevens terug te zien in het aantal verstrekte vergunningen. De daling voor het aantal vergunningen is bij woningbouw het grootst met 9,3% terwijl de schade voor utiliteitsbouw relatief beperkt blijft met een 4,9% daling. Op de lange termijn is er de verwachting dat de productie van woning- als utiliteitsbouw gaat stabiliseren met voorzichtige tekenen van herstel in 2025. Dit heeft te maken met de inmiddels verbeterde economische omstandigheden, zoals de stabiliserende rentes en de gestegen inkomens. Verder bestaat de nieuwbouwproductie voor een toenemend deel uit huurwoningen en neemt het aandeel koopwoningen af. Dit betekent een verschuiving van de totale productie naar (kleinere) meergezinswoningen. Tenslotte hebben de marktontwikkelingen van de bouw nog steeds veel invloed op de installatiesector. Trends in energiebesparende maatregelen voor bestaande bouw zetten onverminderd door, omdat er weinig nieuwbouw wordt verkocht. Net zoals in het voorgaande kwartaal, is de hoeveelheid orders die nog uitgevoerd moet worden gelijk aan ongeveer 10 maanden werk. Ook de omzetverwachtingen en offerteaanvragen verschillen niet veel ten opzichte van het vorig kwartaal. De meeste respondenten verwachten een positieve resultaatverwachting, al is er wel een opvallend verschil, waarbij een redelijk deel van de respondenten minder dan 5% verlies verwacht. Dit is een verandering van 6% ten opzichte van 0% van het vorige kwartaal. Al met al zijn de huidige ontwikkelingen in de installatiebranche vrij stabiel, alleen zijn de verwachtingen voor zowel onderhoud als renovatie positiever dan nieuwbouw. Bron: Techniek Nederland

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=