RenovatieTotaal 4 - 2021
24 nr. 4 Juli 2021 Thema Dak- en gevelrenovatie: Bouwhistorie Kapconstructies vertellen veel over historie van gebouwen Het thema van dit nummer is ‘Dak- en gevelrenovatie’. We onderbreken daarom de serie met bouwhistorische artikelen door dit keer de focus te leggen op historische dakbedekking en welke plaats dit heeft in bouwhistorisch onderzoek. Wanneer je van een oud gebouw de gebouwstructuur wilt achterhalen, kijk dan naar de kap- of kelderconstructies. Deze komen vaak uit oude (of zelfs de eerste) bouwfase(n) en laten iets zien over de ontwikkeling van het pand en/of hebben een relatie met de stedenbouwkundige ontwikkeling in binnensteden. Auteur: Willard van Reenen, bouwhistoricus en docent E én van de hoofdstukken in bouwhistorische rapportages behoort te gaan over de bouw- historische beschrijving van het onderzochte gebouw. Dat is een beschrijving zoals het gebouw wordt aangetroffen, waarbij ook een relatie wordt gelegd met gegevens uit archi- valia. In het hoofdstuk met de bouw- historische beschrijving is ‘kapvor- men en daken’ een vast onderdeel waarin de vorm van de kap en de dak- bedekking beschreven wordt. Ook kan onderzoek gedaan worden naar de dakbedekking in hoeverre deze origineel is. In de praktijk blijkt vaak dat historische dakbedekking minder historisch zijn dan in eerste instantie gedacht. Kapconstructie verraadt type dak- bedekking Toen ik nog niet zo lang als zelfstan- dig bouwhistoricus werkte, heb ik een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd in de binnenstad van Deventer. Het pand oogde als een brede lijstgevel uit ca. 1800. Achter deze brede lijstgevel gingen echter twee oude casco’s schuil waarvan één van de kapcon- structies was te herleiden tot kort na de stadsbrand van 1334. Dat de kap niet ouder kan zijn dan de stadsbrand heeft te maken met stadskeuren waarbij daken in de binnenstad ver- steend moesten worden en het weke dak (stro/riet) van lieverlee, met behulp van stadssubsidies, tot het verleden ging behoren. Verstening was een middel om catastrofale stads- branden tegen te gaan. De zwaar uit- gevoerde kapconstructie liet zien dat de dakbedekking een zwaar materiaal was. Dus geen dak van stro, maar van daktegels of dakpannen. Uit vergelij- kend onderzoek met andere kappen in Deventer en de IJsselstreek kan dan een uitspraak gedaan worden over de ouderdom van de kap. In dit geval heb ik geadviseerd om dendrochrono- logisch onderzoek te laten verrichten. Bedekking met leien In Nederland geeft een leiendak een zekere status aan een gebouw. Lei- steen was iets bijzonders. Het moest van ver worden aangevoerd, was daarmee kostbaar en straalde mede daarom exclusiviteit uit. Leien zijn vanouds gebruikt als dakbedekking van belangrijke gebouwen zoals ker- ken, kastelen en raadhuizen. Dakleien kunnen onderscheiden worden in verschillende vormen en qua kleur en textuur zijn er vele variaties. Vorm en kleur van leien kunnen bewust gekozen zijn als onderdeel van de architectuur van een gebouw. En er zou heel veel over te zeggen zijn, maar daar ontbreekt de ruimte voor. Met deze bijdrage zoomen we kort in op: 1. de stijglijn van een Oud Duitse dekking; en 2. de historische ontwikkeling van bladmetaal. Stijglijn De Oud Duitse dekking bestaat uit schubvormige leien van verschillende hoogte en breedte, in tegenstelling tot de Sjabloondekking waar alle schubleien even groot zijn. Deze Oud Duitse dekking vindt via de rivieren uit Duitsland haar verspreiding in Nederland. De Oud Duitse dekking is ontwikkeld tot een waterdicht dak. Om met schubleien een waterdicht dak te kunnen maken, moeten de lei- en van de heersende windrichting af gedekt worden. Als schubleien hori- zontaal op een hellend dak aange- bracht worden, is dit niet waterdicht. De schubleien moeten schuin omhoog worden toegepast met een zogenaamde stijglijn. Deze stijglijn is afhankelijk van de dakhelling. Hoe flauwer de dakhelling, hoe sterker de stijglijn moet zijn. Bij een verticaal vlak, bijvoorbeeld de kuip van een toren, is een stijglijn niet meer nodig. Als de stijglijn te veel afwijkt van wat deze moet zijn, kan in bepaalde situa- ties alsnog het dak gaan lekken. Je zou dus kunnen zeggen dat de stijglijn bij een Oud Duits dak proefondervinde- lijk historisch bepaald is. Wanneer in de 19e eeuw de Sjabloon- dekking wordt uitgevonden en toege- past, blijkt in veel gevallen de stijglijn niet te kloppen, maar is vaak (door onkunde?) veel te steil aangebracht (zoals te zien is op de foto met de Sja- bloondekking op de volgende pagina). En is de te steile stijglijn als visuele weergave van het leiendak historisch waardevol? Mijn standpunt is nee, omdat het niet aansluit bij de histo- risch bepaalde techniek hoe van origi- ne een dak met schubleien werd aan- gebracht. Bladmetaal Daken bekleed met lood, koper en zink hebben een ontwikkelgeschiede- nis doorgemaakt. Bladmetaal werd als handelsmetaal in ‘broodjes’ verhan- deld om vervolgens verwerkt te wor- den tot platen. Lood werd met behulp van een giettafel tot platen gegoten en afgestreken. Koper werd als hamergaar (mooi woord) koper ver- handeld om vervolgens in koperplet- terijen tot platen geslagen te worden. Zo stonden er kopermolens op de Veluwe langs sprengen het handels- koper tot platen te slaan. Zink werd eveneens tot platen geplet, niet met hamers, maar met een stalen wals. Koper in beperkte afmetingen Vanwege het fabricageproces was koper als bladmetaal van oudsher in kleine afmetingen beschikbaar. Dit heeft een direct gevolg voor de wijze waarop van oudsher daken werden bekleed: met koperplaten in kleine afmetingen. De platen werden vaak aangebracht in de techniek van fel- sen. Deze verbindingstechniek vol- deed van oudsher zo goed dat deze tot op de dag van vandaag nog steeds het meest wordt toegepast. Tot diep in de 19e eeuw is het koper in kleine bladen met staande felsnaden en ver- springende dwarsnaden verwerkt. De maatvoering was afgestemd op de leverbare afmetingen. Materiaal was zeer kostbaar en je gebruikte het zoals het voorhanden was. Deze karakteris- tiek met dwarsfelsen verdween bij het produceren van koper op rol. Hier- door kunnen lange banen geprodu- ceerd worden die het dak van de voet tot de nok in één keer dichtleggen. Restauratiekeuze Het is belangrijk bij restauraties reke- Erfgoedopleidingen Restaureren van monumenten is niet alleen zorgen dat de restauratie technisch goed, maar ook historisch verantwoord wordt uitgevoerd. Het Nationaal Centrum Erfgoedopleidingen (NCE) besteed in haar opleidingen naast restauratietechniek ruim aandacht aan het historisch verantwoord restaureren. Kijk voor informatie op www.erfgoedopleidingen.nl . De auteur van dit artikel, Willard van Reenen, is als docent verbonden aan het NCE en geeft les aan de opleiding Restauratie Leidekker & Loodgieter. Daarvan is het lesmateriaal tevens door hem ontwikkeld. Een gravure van een koperpletterij.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=