RenovatieTotaal 3 - 2021

25 nr. 3 Juni 2021 Bouwhistorie Bouwhistorici spreken dezelfde taal dankzij richtlijnen Evenals in andere beroepssectoren is het belangrijk dat alle bouwhistorici dezelfde taal spreken en een gemeenschappelijk basis hebben van waaruit ze het onderzoek uitvoeren. Die gemeenschappelijk basis is vastgelegd in de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, waarvan momenteel de laatste versie dateert uit 2009. In deze richtlijnen wordt een methode van onderzoek aangegeven. In deze bijdrage gaan we de stappen van deze onderzoeksmethode in hoofdlijnen langs. Auteur: Willard van Reenen, bouwhistoricus en docent baarheid en vervolgens bijgesteld. In dezelfde villa waren de ramen aan de voorzijde voorzien van één ruit zonder roedeverdeling en zonder ver- tekening in het glas. Ramen in de zij- gevels waren voorzien van meerdere ruiten, een staande roede in het mid- den en met vertekening in het glas. De vraag rijst dan of de ramen in de voorgevel de originele ramen zijn, of dat deze al eens zijn vervangen of dat mogelijk in het verleden de roede er tussenuit gezaagd is. Belangrijk is dan het gebouw, in dit geval de ramen in de voorgevel, goed te onderzoeken. De profilering en detaillering van de ramen duidde op originele ramen en aanzetten of litte- kens van weggezaagde roeden waren niet te ontdekken. Omdat de grootte van ruiten afhankelijk was van de stand van de techniek van het glas- maken, is een volgende stap om te onderzoeken of het mogelijk was dat in het jaar 1895 (het goede bouwjaar is dus belangrijk in dit voorbeeld) ruiten gemaakt konden worden met de afmetingen van de ongedeelde ramen in de voorgevel. Uit geraadpleegde vakliteratuur bleek dat glasruiten van die afmetingen in 1895 mogelijk was. Vermoedelijk gaat het bij deze villa om dure spiegelrui- ten (zonder vertekening). De conclu- sie die dan getrokken wordt is dat de eigenaar in 1895 de voorgevel als de meest representatieve gevel uit liet voeren met dure grote ruiten en dat het in de zijgevels wel een tandje goedkoper mocht. Een voorbeeld van een litteken van een weggezaagde roede. Het glas in dit raam komt dus niet uit dezelfde bouwfase als het raam. Afbeelding: W.G. van Reenen. Een klein object van onderzoek, een lijkenhuisje op een begraafplaats. Afbeelding: W.G. van Reenen. Een groot object van onderzoek, een groot-Seminariegebouw met kapel. Afbeelding: Van Dalen Fotografie. Stap 1 Verzamelen en onderzoeken van gegevens I n deze eerste stap worden gege- vens verzameld en onderzocht. De gegevens kunnen ontleend zijn aan het object zelf (de interne gege- vens) of afkomstig zijn uit archivalia (de externe gegevens). De gevonden gegevens moeten getoetst worden op betrouwbaarheid. De ervaring leert dat bij het onderzoeken van gegevens voortdurend voorzichtigheid is gebo- den. Zijn de plannen bijvoorbeeld wel zo uitgevoerd zoals ze op tekening staan? Wat was het doel van eerder gemaakte beschrijvingen of geteken- de schetsen? Prentkaarten kunnen met andere kleuren zijn ingekleurd en foto’s kunnen zijn bijgewerkt. Dus altijd alert blijven. Stap 2 Interpreteren van gegevens De gegevens uit verschillende bron- nen worden met elkaar vergeleken, waarna er conclusies getrokken kun- nen worden over de bouw- en gebruiksgeschiedenis van het onder- zochte object. Deze stap moet geba- seerd zijn op een bundeling van inter- ne en externe gegevens. In de rappor- tage moeten de gegevens en de interpretatie strikt gescheiden zijn. De interpretatie moet voor de lezer altijd herleidbaar zijn: het moet hel- der zijn waarop de interpretatie is gebaseerd. Externe bronnen zijn over het algemeen hulpbronnen. De inter- pretatie is afhankelijk van de geraad- pleegde (vak)literatuur en de kennis en ervaring van de bouwhistoricus. Stap 3 Maken van een waardestelling De waardestelling moet herleidbaar zijn vanuit de interpretaties van de gevonden informatie in het object zelf (de interne gegevens) en uit archiefstukken (de externe gegevens). De waarde die aan het object of aan onderdelen wordt gegeven, moet door de bouwhistoricus in de rappor- tage worden beargumenteerd. Voor de lezer is dan herleidbaar hoe en waarom de waarden zijn toegekend. De waardestelling behoort te zijn voorzien van waardestellingsrepre- sentatietekeningen. Dit zijn platte- gronden die door middel van kleuren duidelijk maken welke delen van hoge (blauw), positieve (groen) of indiffe- rente (geel) waarde zijn. Stap 4 Opstellen en uitbrengen van adviezen De adviezen die uit het bouwhisto- risch onderzoek voortvloeien, hebben vooral betrekking op het terrein van de bouwhistorie. Zaken van bouw- technische aard, restauratieadviezen of adviezen in de richting van wat behouden moet blijven of gesloopt mag worden, behoren niet in de bouwhistorische rapportage te staan. Eventueel kunnen die als vervolgstap verwerkt worden in een op zichzelf staande rapportage. Als bouwhistori- cus moet je altijd op je hoede zijn om niet op de stoel te gaan zitten van de architect of van het bevoegd gezag. De in de richtlijnen beschreven onderzoeksmethode geldt voor zowel kleine (Afb. 1) als grote objecten (Afb. 2), al zal duidelijk zijn dat de omvang en de complexiteit van het onderzoek verschilt. Voorbeeld vergelijk van externe en interne gegevens Als voorbeeld nemen we een neore- naissance villa die volgens oudere beschrijvingen gebouwd is in het jaar 1903. Toen ik de villa voor het eerst zag, had ik deze ouder ingeschat, ergens rond 1890. Belangrijk is dan om een poging te doen het exacte bouwjaar te achterhalen. Dat kan door middel van kadastraal onder- zoek. Met behulp van kadastraal onderzoek was het goede bouwjaar te achterhalen, namelijk 1895. Hiermee is een extern gegeven door middel van onderzoek getoetst op betrouw-

RkJQdWJsaXNoZXIy NTI5MDA=